Dat het onbehoorlijk is om je tanden in een grote ronde Gouda-kaas te zetten, er een stevige hap uit te nemen en het overgebleven stuk over je schouder thuis op een kast te gooien, beseft Maikel niet. Dat hij tegen zijn moeder ontkent dat hij degene is die uit de kaas hapte, is logisch: hij heeft het niet gedaan. Toch?
Maikel weet het niet meer.
Wat hij wel weet, die middag: ik wil kaas, in de koelkast ligt kaas, als ik na het eten meteen de kaas verstop, dan is er niets aan de hand.
Het zijn momenten waarop Maikel nergens over nadenkt. Omdat zijn duizend gedachten tuimelen en nog eens tuimelen en dan overal naartoe schieten.
Lees verder in het boek Waanzinnige Verhalen